De bedoeling bij deze verrichting is om:
– de auto op een helling tot stilstand te brengen en weer weg te rijden;
– de auto niet weg te laten rollen en de motor niet af te laten slaan.

De hellingproef kan zowel stijgend als dalend uitgevoerd worden. De hellingproef kan in twee situaties aan de orde zijn. Zij kan voorkomen ‘in parcours’ en de verrichting kan ‘in opdracht’ worden uitgevoerd.

De hellingproef in parcours doet zich voor indien in een verkeerssituatie met het voertuig op een hellend weggedeelte gestopt moet worden. Bij de hellingproef in opdracht geeft de examinator de opdracht om op een helling aan de rechterzijde van de rijbaan te stoppen om de hellingproef te kunnen uitvoeren. Dat gebeurt dus zonder dat de verkeerssituatie ter plaatse dit vereist.

Bij de uitvoering moet in beide situaties gehandeld worden zoals in dit onderdeel is omschreven.

Wijze van uitvoering (voertuigbeheersing)
– stoppen aan de rechterzijde van de rijbaan;
– een keuze maken om de handrem, voetrem of een wegrijhulpsysteem te gebruiken;
– wegrijden zonder weg te rollen of de motor af te laten slaan.

Kijkgedrag
Voor en tijdens het optrekken en wegrijden goed opletten.

Geven van/reageren op signalen
Voor het wegrijden richting aangeven.
De richtingaanwijzer kort na het wegrijden buiten werking stellen.

Uitvoering met de handrem (bij stijgende helling)
Je stopt. Je zet de auto in de eerste versnelling, dan doe je de handrem met het knopje ingedrukt omhoog. Vervolgens laat je je voetrem voorzichtig los. Je kijkt voor, binnenspiegel, linkerbuitenspiegel en naast je linkerschouder. Je geeft richting naar links. Koppeling laten opkomen tot aangrijpingspunt, de handrem langzaam naar beneden doen terwijl je de koppeling verder op laat komen. Na een paar meter doe je de richting uit en houd je nacontrole door in de binnenspiegel en linkerbuitenspiegel te kijken.

Met de voetrem
Je stopt. Koppeling laten opkomen tot het aangrijpingspunt. Dan laat je de voetrem los (de auto blijft ongeveer 2 seconden staan) en je rechtervoet gaat van de rem, waarna je de koppeling geleidelijk meer omhoog laat komen. Daarna gedoseerd gas geven en de koppeling verder omhoog laten komen, totdat je rijdt.

Uitvoering met de handrem (bij dalende helling)
Deze hellingproef kan bijvoorbeeld voorkomen, wanneer je in een parkeergarage op een helling een stukje achteruit omhoog moet rijden.

Je stopt. Zet de handrem erop. Je zet de auto in de eerste versnelling. Vervolgens laat je je voetrem voorzichtig los. Je kijkt voor, binnenspiegel, linkerbuitenspiegel en naast je linkerschouder. Je geeft richting naar links (kenbaar maken dat je gaat wegrijden). Koppeling laten opkomen tot aangrijpingspunt, de handrem langzaam naar beneden doen terwijl je de koppeling verder op laat komen.